Samenvatting
III
luchtdichtheid en ventilatie en binnenluchtkwaliteit en evaluatie van
gezondheidsrisico’s op elkaar af te stemmen. In een aantal concrete case studies werd
de methode toegepast en case by case vereenvoudigd en aangepast naargelang de
vraagstelling.
In deze case studies werden wegens gebrek aan representatieve data i.v.m.
blootstelling (tijdsbesteding, gebruik materialen, emissiesterkes, woning
karakteristieken,…) bepaalde veronderstelling gemaakt, die een beperkte
representativiteit van de resultaten veroorzaken.
Resultaten
De luchtdichtheid van de gebouwschil, en de ventilatiedebieten geleverd door
ventilatie (natuurlijk of mechanisch) zijn 2 onafhankelijke sleutelparameters die de
luchtverversingsgraad van een ruimte bepalen.
De meerderheid van de huidige woningen is momenteel niet uitgerust met een
ventilatiesysteem. Sinds de invoering van de energie prestatie en binnenklimaat (EPB)
wetgevingen (vanaf 2006 in Vlaanderen, vanaf 2008 in Brussel en voorzien voor 2010
in Wallonië, maar ventilatie is verplicht in Wallonïe sinds jaren 90’), moeten nieuwe
woningen voldoen aan bepaalde vereisten inzake ventilatie (norm NBN D 50-001).
Er zijn geen wettelijke vereisten voor de luchtdichtheid van de gebouwschil, maar een
goede luchtdichtheid kan gevaloriseerd worden in de EPB-regelgeving via een beter E-
peil. Er wordt dus verwacht dat de luchtdichtheid van de gebouwschil in de toekomst
zal verbeteren.
Voor een modelwoning (vrijstaande woning) werden bij vaste ontwerpdebieten
(volgens norm NBN D 50-001) en een vaste luchtdichtheid voorspellingen gemaakt
van de luchtverversingsgraad bij verschillende ventilatiesystemen, allen ontworpen om
te voldoen aan de norm NBN D 50-001. Uit modelleringen bleek dat de verschillende
systemen (A: natuurlijke toevoer en afvoer; C: natuurlijke toevoer en mechanische
afvoer, D: mechanische toevoer en afvoer) niet equivalent zijn wat betreft de
luchtverversingsgraad die zij leveren. Bij systemen die afhankelijk zijn van
weersomstandigheden (A en C) varieert de luchtverversingsgraad sterk in functie van
het weer: soms is deze onvoldoende, en soms overmaats. Volledig mechanische
systemen (D) zijn daarentegen in staat op een constante luchtverversingsgraad te
leveren, die bovendien hoger ligt dan het gemiddelde van de andere systemen.
Er bestaat geen eenduidige relatie tussen 1) luchtdichtheid, luchtverversingsgraad en
2) energieprestatieniveau. Thermische isolatie en luchtverversing zijn immers totaal
onafhankelijk van elkaar.
Emissiedatabanken van bouwmaterialen tonen aan dat er meer dan 300 stoffen zijn
die geëmitteerd worden door bouwmaterialen. Voor een deel van deze stoffen is
gekend dat ze mogelijk schadelijk zijn voor de menselijke gezondheid via inademing.
Op basis van literatuurdata, Europese projecten, werkgroepen, kunnen de volgende
stoffen naar voor geschoven worden als belangrijkste polluenten geëmitteerd uit
bouwmaterialen die kunnen bijdragen tot gezondheidsrisico’s: formaldehyde, benzeen,
naftaleen, tolueen, xyleen, styreen, pineen, limoneen, 1-butanol, 2-ethyl-1-hexanol,
3-careen, benzaldehyde, dichloromethaan, hexaldehyde, trichloroethyleen. Voor deze
stoffen werden toxicologische referentiewaardes en richtlijnen voor binnenlucht
geïnventariseerd.
De koppeling van het luchtverversingsmodel en emissiedata stelden ons in staat om
binnenluchtconcentraties, en blootstelling aan stoffen geëmitteerd uit bouwmaterialen
te berekenen, en evalueren.