Vocabulaire_dossier_3

Les finances publiques
Les finances publiques overheidsfinanciën
Les agents économiques zakenwereld, bedrijfsleven,
economische subjecten
Le budget de l’Etat de begroting
Une prévision een voorziening
Des recettes onvangsten
Des dépenses uitgaven
Le ministre des Finances minister van Financiën
 responsable des recettes de l’Etat verantw. vr ontvangsten vd Staat
Le ministre du Budget minister van Begroting
 responsable des dépenses de l’Etat verantw. vr uitgaven vd Staat
Le cycle budgétaire begrotingscyclus
La phase d’élaboration verwerkingsfase
Le gouvernement de regering
élaborer/confectionner le budget de begroting verwerken
le (prochain) exercice budgétaire het volgende begrotingsjaar
soumettre le budget au Parlement de begroting voorleggen voor het
Parlement
adopter le budget de begroting aanvaarden
la phase d’exécution uitvoeringsfase
exécuter le budget de begroting uitvoeren
ajuster le budget begroting opstellen
un dérapage budgétaire een budgettaire ontsporing
procéder à un contrôle budgétaire begrotingscontrole uitvoeren
la phase de clôture afsluitingsfase
le Parlement het Parlement
établir les comptes finaux de eindafrekening opmaken
voter la loi des comptes de wet houdende eindregeling van
de begroting stemmen
clôturer le cycle budgétaire de begrotingscyclus afsluiten
les recettes courantes lopende ontvangsten
 impôts indirects, impôts directs et les cotisations sociales

les recettes de capital kapitaalinkomsten
les recettes fiscales belastingontvangsten
les recettes non fiscales niet-belastingmiddelen
le fisc de fiscus
percevoir des impôts belastingen innen
le contribuable belastingbetaler
payer des contributions staatsbijdragen betalen
les impôts directs directe belastingen
les impôts sur les revenus inkomensbelasting
l’IPP=l’impôt des Personnes Physiques personenbelasting
Les impôts sur les bénéfices des entreprises belasting op bedrijfswinsten
l’ISOC=l’impôt des Sociétés vennootschapsbelasting
les taxes assimilées aux impôts sur les revenus : taxen die werden betaald bij de
inkomensbelasting
la taxe de mise en circulation belasting op inverkeerstelling
la taxe de circulation verkeersbelasting
les impôts indirects indirecte belastingen
la TVA (la Taxe sur la Valeur Ajoutée) de BTW
les accises accijnzen
les droits de douane douanerechten
les droits d’enregistrement registratierechten
les droits de succession succesierechten
la vente d’immeubles verkoop van onroerende goederen
la vente de terrains de l’Etat verkoop van Staatsterrein
la participation de l’Etat dans des entreprises Staat die aandelen heeft in
bedrijven
la privatisation des entreprises publiques privatisering van openbare
bedrijven
les dépenses courantes lopende uitgaven
les dépenses de capital kapitaaluitgaven
les dépenses fiscales belastingsuitgaven
les dépenses non fiscales niet-belastingsuitgaven
le fonctionnement normal de l’Etat de normale functionering vd Staat

l’aquisition de biens et de services verwerving/ afname van goederen
en diensten
le traitement des fonctionnaires het loon vd ambtenaren
les subventions aux entreprises subsidies aan bedrijven
les transferts à la Sécurité Sociale bijdragen aan Sociale Zekerheid
les intérêts sur la dette publique intresten op de staatsschuld
les travaux d’infrastructure infrastructuurwerken
les moyens de transport transportmiddelen
les routes de wegen
les ports de havens
les amortissements de la dette publique de aflossingen vd staatsschuld
par exercice budgétaire per/elk begrotingsjaar
un équilibre budgétaire een begrotingsevenwicht
un excédent budgétaire een begrotingsoverschot
un déficit budgétaire een begrotingstekort
en cas de déficit budgétaire in geval van een begrotingstekort
assainir les finances publiques de begroting saneren
essayer de maîtriser les dépenses proberen de uitgaven te beheersen
combler le déficit het tekort aanvullen
émettre un emprunt d’Etat een staatslening uitgeven
souscrire à un emprunt intekenen op een lening
une souscription een intekening
l’épargnant de spaarder
les charges d’intérêt intrestkosten
la somme empruntée het geleende bedrag
un effet boule de neige sneeuwbaleffect
 quand l’Etat doit emprunter pour payer les intérêts sur la dette
La dette publique staatsschuld
La conjoncture de conjunctuur
L’économie de marché de markteconomie
Des fluctuations fluctuaties
Être déterminé par bepaald worden door
Une série een reeks

Des indicateurs économiques economische indicatoren
une série d’indicateurs économiques
Le taux de chômage de werkloosheidsgraad
Le taux d’inflation het inflatiepercentage
Le pouvoir d’achat de koopkracht
Le PIB (produit intérieur brut) bruto binnenlands product
Le PNB(prouit national brut) bruto nationaal product
Connaître une croissance zéro geen groei kennen
Avoir/montrer/afficher des résulats gemiddelde resultaten vertonen
médiocres/mitigés
Connaître une croissance een groei kennen
Une économie en croissance een groeiende economie
Être en croissance groeien
Connaître une expansion een uitbreiding kennen
Être en pleine expansion in volle uitbreiding (groei) zijn
Être en plein essor in volle uitbreiding (groei) zijn
Avoir/montrer/afficher de bons résulats goede resultaten vertonen
Connaître/traverser une période de haute een periode van hoogconjunctuur maken
conjoncture
Connaître une relance een heropleving kennen
Se reprendre zich herstellen
Une reprise een herstel
Se redresser herstellen
Un redressement een herstel
Rebondir heropleven
Un rebondissement een heropleving
Être en crise in crisis zijn
Entrer en récession in recessie gaan
Se porter mal zich slecht gedragen/slecht gaan
Avoir/montrer/afficher de mauvais slechte resultaten vertonen
résultats
Connaître/traverser une période de basse een periode van laagconjunctuur
doormaken conjoncture

un revenu mobilier inkomen uit geldbelegging,
aandelen,…
un revenu immobilier inkomen uit bv. verhuren van
onroerend goed
un revenu professionnelle beroepsinkomen
la vente d’actions verkoop van aandelen
prêter qqch à qqn (donner) lenen aan iemand
accorder un pret een lening toestaan
emprunter qqch à qqn (recevoir) ontlenen van iemand
contracter un emprunt een lening aangaan
dépenser uitgeven
dépensier, dépensière verkwistend
budgéter/budgétiser in de begroting opnemen
budgétaire in de begroting
un budget/un budgétisation budget, begroting
le fisc/un fiscaliste de fiscus
la fiscalité fiscaliteit, belastingstelsel
fiscal(e) fiscaal
contribuer belastingen betalen
un contribuable belastingbetaler
une contribution bijdrage aan belasting
subventionner tussenkomen, subsidiëren
subventionné gesubsidieerd
amortir aflossen
un amortissement een aflossing
émettre uitgeven, in omloop brengen
un émetteur uitgever
une émission uitgifte (van aandelen)
souscrire à intekenen op
un souscripteur iemand die intekent op
une souscription een intekening op
emprunter ontlenen van
un emprunteur ontlener
un emprunt een lening
assainir saneren