JURISPRUDENCE
RECHTSPRAAK
108 – 2013
de scheidingslijn tussen de percelen van
partijen te verwijderen, minstens af-
doende te snoeien, dit binnen de maand
te rekenen vanaf de betekening van het
van 75 euro per dag;
– de verweerder solidair, minstens in
solidum, de ene bij gebreke aan de andere
te veroordelen tot betaling aan eisers van
een schadevergoeding materieel en mo-
reel vermengd en provisioneel begroot
op 1.500 euro;
– de verweerders solidair, minstens
in solidum, de ene bij gebreke aan de
andere te veroordelen tot betaling van
de gedingkosten, in hoofde van eisers
begroot op 150,76 euro dagvaardings-
kosten, 37 euro kosten plaatsbezoek en
1.320 euro rechtsplegingsvergoeding.
De eisende partijen steunen hun eis op
de artikelen 544 en 1382 van het Bur-
gerlijk Wetboek. Zij wijzen erop dat de
door de verwerende partijen nabij de
eigendomsgrens ingeplante naaldbomen
ondertussen zeer hoog geworden zijn
en een overlast veroorzaken waardoor
het normale ongemak van nabuurschap
overschreden wordt. Zij beklagen zich
over een gebrek aan zonlicht en lichtin-
val, overhangende takken en over veel
afval van de dennennaalden. De eisers
verwijzen naar een elektronisch bericht
van de verweerders d.d. 3 mei 2010
waarin verwezen wordt naar artikel 8
van het huurcontract dat ze hebben on-
derschreven met de bewoner van hun
huis. Daarin staat dat de huurder de
verantwoordelijkheid draagt voor het
snoeien van de bomen. De verweerders
verklaren in voormeld bericht dat het
hen niet uitmaakt of de bomen verder
gesnoeid of gerooid worden maar dat de
kosten ten laste van de huurder moeten
vallen. De eisende partijen wijzen erop
dat de leeftijd van de bomen niet rele-
vant is in het huidige geschil. Zij verwij-
zen ook naar een foto uit 1971 waaruit
blijkt dat geen bomen te zien waren op
het perceel van de verweerders. De ei-
sers ontkennen dat zij de inplanting van
de bomen zouden aanvaard hebben. Zij
wijzen er ook op dat, gelet op de groei
van de bomen, de situatie van jaren gele-
den niet vergelijkbaar is met de huidige
situatie.
De verwerende partijen vragen de afwij-
zing van de eis en de veroordeling van
de eisers in betaling van de gedingkos-
ten, welke aan hun zijde worden begroot
op de rechtsplegingsvergoeding van
1.200 euro. De verweerders laten gelden
dat de bomen waarop de vorderingen
betrekking hebben al meer dan 30 jaar
ingeplant staan, deel uitmaken van het
landschap en als dusdanig ook werden
aanvaard door de eisende partijen. Naar
het oordeel van de verwerende partijen
is er geen sprake van een verbreking van
het evenwicht tussen de naburige erven.
Zij wijzen erop dat goede nabuurschap
berust op een wederkerig gedogen.
In de onmiddellijke omgeving van de
woning van beide partijen zouden zich
nog hoogstammige bomen bevinden
welke door de eisende partijen wel aan-
vaard worden. Naar het oordeel van
de verwerende partijen waren de eisers
tevreden met de groene omgeving tot op
het ogenblik dat ze een veranda bouw-
den. Bovendien menen de verwerende
partijen dat de verwijdering van bomen
niet kan worden gevraagd op grond van
artikel 544 van het Burgerlijk Wetboek
omdat dan immers geen sprake meer is
van een compensatie van hinder, maar
van een integrale schadeloosstelling, wat
uitgesloten is in het voormelde juridi-
sche kader. Omdat bovendien de eisende
partijen niet zouden slagen in het bewijs
van een aan de verweerders toereken-
bare fout, zou de eis ook op grond van
artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek
moeten worden afgewezen. De verweer-
ders verwijzen ook naar een verslag van
de door hen geraadpleegde boomdes-
kundige die de leeftijd van de bomen
bepaalde tussen 29 en 34 jaren en die be-
sloot dat de bomen perfect gezond zijn.
Naar het oordeel van de verweerders
vragen de eisende partijen ook ten on-
bomen omdat uit het voormelde verslag
blijkt dat de bomen goed onderhouden
zijn. Om al die vermelde redenen menen
de verweerders dat al evenmin een scha-
devergoeding kan worden toegekend.
this jurisquare copy is licenced to Université de Liège - Bibliothèque Léon Graulich