Vocabulaire de Néerlandais

1
Vocabulaire de Néerlandais
Unit 11 :
Schrijven en lezen
De briefkaart
La carte postale
Hoeven te + infinitif
Ne pas devoir + infinitif
Opplakken
Coller
De postzegel
Le timbre
Rechts >< links
À droite >< à gauche
De afzender
L’expéditeur
Bovenaan
Au-dessus
De bestemmeling
Le destinataire
Welnee
Pas du tout
Andersom
Le contraire
Vergissen (hebben)
Se tromper
Gooien
Jeter
De bus
La boîte
Het postkantoor
Le bureau de poste
De spoedbrief
L’exprès
Aangetekend
Recommandé
Drukwerk
Imprimé
Goedkoop
Bon marché
Eindigen
Finir
Hoogachtend
Veuillez agréer
De handtekening
La signature
Het handschrift
L’écriture
Een abonnement op
Un abonnement à
De weekblad
L’hebdomadaire
De kop
Le gros titre
Het overlijdensbericht
La nécrologie
Samenvatten
Résumer
Op de hoogte blijven
Rester au courant
Er is post voor jou
Il y a du courrier pour toi
Bestemd
Destiné

2
Aardig
Gentil
De herdenking
La commémoration
Hollen
Courir très vite
Moeiteloos
Sans peine, sans effort
De kip
Le poulet
Zacht gekookt
Oeuf cuit mollet
Verdwijnen
Disparaître
Doorgeven
Passer
Uitverkocht
Epuisé (un stock)
De aardbei
La fraise
Tussenkomen
Intervenir
Vrolijk
Gai
De poging
La tentative
Dekken
Mettre la table
Bieslook
De la ciboulette
Ik wel !
Moi si !
Levenloos
Inanimé
Vreselijk
Terrible
Ik ook niet
Moi non plus
Heruitzenden
Rediffuser
Openblijven
Rester ouvert
Openleggen
Ouvrir (un livre)
Het raam
La fenêtre
Openzetten
Ouvrir (une fenêtre)
De lucht
L’air
Openbloeien
S’ouvrir, fleurir
Opendraaien
Ouvrir en tournant
De blikopener
L’ouvre-boîte
Het blik melk
Le carton de lait
Het openbaar vervoer
Les transports publics
De onderlade
Le tiroir inférieur
Opentrekken
Ouvrir en tirant
Openvliegen
S’ouvrir violemment
Binnenstormen
Faire irruption
De openbare mening
L’opinion publique

3
Openslaan
Ouvrir de façon énergique
De staatshoofd
Le chef d’état
Openhartig
Franc
Openlijk
En public
De vereniging
L’association
Openstaan
Etre ouvert, accessible
Openbreken
Forcer, percer
De brandkast
Le coffre-fort
Openbranden
Ouvrir (en brûlant)
In de verte kijken
Regarder dans le lointain
Nieuwsgierig
Curieux
Een bril dragen
Porter des lunettes
Met dubbel glas
A double foyer
Verziende
Presbyte
Bijziende
Myope
Aanstaren
Regarder fixement
Aan het + verbe zijn
Etre en train de + verbe
Doorlopen
Parcourir
Het hoofdstuk
Le chapitre
De schaduw
L’ombre
Heerlijk
Bon (temps)
Schitterend
Etincelant
Blind
Aveugle
Plots
Soudain
Verschijnen
Paraître
Zichtbaar
Visiblement
Ontroerd
Emu
De tranen
Les larmes
Aandenken
Songer, réfléchir
Openlaten
Laisser ouvert
Opendoen / openmaken
Ouvrir
De scheidsrechter
L’arbitre
Onpartijdig
Impartial
De wielrenner
Le coureur
De tegenstander
L’adversaire

4
Onderschatten
Sous-estimer
De bader
Le baigneur
Het coupé
Le compartiment
Stinkend
Puant
De asbak
Le cendrier
De vleugelspeler
L’ailier
De brandstichter
Le pyromane
Botsen
Heurter de front
De tegenligger
La voiture venant en sens inverse
De treffer
Le goal
De spelbreker
Le trouble-fête
De aansteker
Le briquet
De lucifer
L’allumette
De luidspreker
Le haut-parleur
De flesopener
L’ouvre bouteille
De kurketrekker
Le tire-bouchon
Uitglijden
Glisser
Naar beneden storten
Tomber avec bruit
De oud-strijder
L’ancien combattant
De trambestuurder
Le conducteur
In slaap vallen
S’endormir
De boekhouder
Le comptable
De voetganger
Le piéton
Oversteken
Traverser
De zebrapad
Le passage clouté
De afzender
L’expéditeur
De betaler
Le payeur
De bommenwerper
Le bombardier
Onlangs
Récemment
De bezetter
L’occupant
De klinker
La voyelle
De medeklinker
La consonne
De verkoopster
La vendeuse
Het warenhuis
Le supermarché
De TV omroepster
La speakerine

5
Wensen
Souhaiter
De dichter
Le poète
Veroordelen tot
Condamner à
De verzorger
Le soigneur
Het veld
Le terrain
De toeschouwer
Le spectateur
De arbeider
L’ouvrier
In staking gaan
Etre en grève
De drukker
L’imprimeur
Stemmen
Voter
De kiezer
L’électeur
De klimmer
Le grimpeur
Rasecht
De race, racé
De uitgever
L’éditeur
Verschijnen
Paraître
De kogelpen
Le bic
De uitvinder
L’inventeur
Het kasteel
Le château
De wekker
Le réveil
Opstaan
Se lever
Tellen
Compter
De kijker
Le curieux
De koper
L’acheteur
Overigens = trouwens
D’ailleurs
Het vertrek
La pièce
Opzettelijk
Intentionnellement
Onthouden >< vergeten
Retenir >< oublier
Eenvoudig >< ingewikkeld
Simple >< compliqué
Buitengewoon
Extraordinaire
Merkwaardig
Remarquable
Doorgaan = verdergaan
Continuer
Verbieden
Interdire
Toelaten = toestemmen
Autoriser
Vrolijk
Joyeux
Droevig
Triste