
4 3245/004
DOC 53
CHAMBRE 5e SESSION DE LA 53e LÉGISLATURE KAMER 5e ZITTING VAN DE 53e ZITTINGSPERIODE
2013 2014
à l’euthanasie en vue de l’étendre aux mineurs (Doc.
Sénat, n°5-2170/001) comme base pour les discussions.
Cette proposition vise à étendre aux mineurs la loi
de 2002. Elle pose plusieurs conditions. Le mineur doit
être, à cause d’une maladie incurable, en situation de
souffrance physique intolérable et qu’on ne peut sou-
lager. Le mineur doit, lorsqu’il formule la demande, être
en capacité de discernement attestée par un tiers. Tant
la demande du mineur que l’accord des représentants
légaux doivent être actés par écrit. Un accompagnement
tant du patient que des parents est proposé dès que la
demande est entendue.
La ministre brosse ensuite l’historique de la législa-
tion relative à l’euthanasie. Elle souligne, à cet égard,
que tant la Belgique que les Pays-Bas ont joué un rôle
de pionnier en ce qui concerne la mise sur pied d’un
cadre légal pour l’euthanasie. La ministre estime que,
contrairement à ce que pensaient certains, cette légis-
lation n’a pas donné lieu à des dérives.
La loi relative à l’euthanasie de 2002a enrichi le dia-
logue entre le patient, le médecin et l’équipe médicale.
Elle donne au patient le dernier mot en ce qui concerne
la n de sa vie, ainsi que la liberté d’exercer lui-même
son droit de mourir dans la dignité. La loi permet en
outre au patient de discuter sereinement de toutes les
possibilités avec les personnes qui lui sont chères, et
de limiter au maximum les souffrances.
L’étape qui doit être franchie aujourd’hui est — pour
autant que ce soit possible — encore plus délicate.
La ministre souligne que le mineur doit disposer de la
capacité de discernement nécessaire pour pouvoir faire
une demande d’euthanasie. Aucun âge n’a été xé, car
un enfant n’est pas l’autre, un cas n’est pas l’autre et la
médecine aborde chaque situation et chaque patient de
manière individuelle. Il appartient au médecin d’évaluer
la demande du malade mineur en n de vie au cas par
cas. Le législateur a décidé de faire évaluer la capacité
de discernement par un tiers, qui doit être un spécialiste.
Le rôle des parents a fait l’objet de discussions
approfondies. Finalement, on a considéré qu’il était
préférable de les associer à la décision. Il serait impen-
sable qu’un médecin pratique une euthanasie sur un
mineur, alors que ses représentants légaux opposent
28mei2002betreffende de euthanasie teneinde eu-
thanasie voor minderjarigen mogelijk te maken (Stuk
Senaat, nr. 5-2170/001) als uitgangspunt voor de be-
sprekingen te nemen.
Die tekst strekt ertoe het toepassingsgebied van de
wet van 2002uit te breiden tot de minderjarigen. De
tekst voorziet in een aantal voorwaarden. De minder-
jarige moet wegens een ongeneeslijke ziekte gebukt
gaan onder ondraaglijk lichamelijk lijden dat niet kan
worden verlicht. Wanneer de minderjarige zijn verzoek
formuleert, moet hij oordeelsbekwaam zijn, hetgeen
door een derde moet worden geattesteerd. Zowel het
verzoek van de minderjarige als het akkoord van de
wettelijke vertegenwoordigers moeten schriftelijk zijn
vastgelegd. Zodra het verzoek is behandeld, wordt aan
de patiënt én de ouders begeleiding geboden.
Vervolgens schetst de minister de voorgeschiedenis
van de wetgeving inzake euthanasie. Daarbij wordt on-
derstreept dat zowel België als Nederland een voortrek-
kersrol hebben gespeeld bij de totstandkoming van een
wettelijk kader voor de levensbeëindiging. De minister is
van oordeel dat deze wetgeving, anders dan sommigen
verwachtten, niet tot ontsporingen heeft geleid.
De euthanasiewet van 2002heeft de dialoog tussen
de patiënt, de arts en het medisch team verrijkt. Ze
geeft de patiënt het laatste woord over zijn levenseinde,
evenals de vrijheid om zijn recht op waardig sterven
zelf te verwezenlijken. De wet maakt het bovendien
mogelijk voor die patiënt om, samen met de personen
die hem dierbaar zijn, alle mogelijkheden op een serene
manier te bespreken en het leed zoveel als mogelijk te
verzachten.
De stap die vandaag moet worden gezet is, zo mo-
gelijk, nog delicater.
De minister beklemtoont dat de minderjarige over
het nodige oordeelsvermogen moet beschikken ten-
einde een euthanasieverzoek te kunnen doen. Er werd
daarvoor geen leeftijd vastgelegd, omdat het ene kind
het andere niet is, het ene geval niet het andere en de
geneeskunde elke situatie en elke patiënt individueel
benadert. Het komt de arts toe om geval per geval het
verzoek van de minderjarige terminaal zieke te be-
oordelen. De wetgever heeft er voor gekozen om dat
oordeelsvermogen te laten evalueren door een derde,
die een specialist moet zijn.
Over de rol van de ouders werd uitgebreid gedis-
cussieerd. Uiteindelijk heeft men geoordeeld dat het
aangewezen is om hen bij de beslissing te betrek-
ken. Het zou ondenkbaar zijn dat een arts euthanasie
zou plegen op een minderjarige in het geval dat zijn