Prénom : ………………………………..
Synthèse : De kleren
1. « dragen » / « dragen geen ... »
Voorbeelden :
a) Maxime draagt een rode trui.
b) De leerlingen dragen geen zwarte trui.
2. « hebben... aan » / « hebben geen … aan »
Voorbeelden :
a) Het meisje heeft een oranje T-shirt aan.
b) De meisjes hebben geen zwarte trui aan.
De pet
La veste
Het riem
Le pantalon
De rok
Het jurk
La chemise
De trui
Le t-shirt
Les chaussures
De handschoenen
De muts
L’écharpe
De laarzen
Le jean
1 / 1 100%
La catégorie de ce document est-elle correcte?
Merci pour votre participation!

Faire une suggestion

Avez-vous trouvé des erreurs dans linterface ou les textes ? Ou savez-vous comment améliorer linterface utilisateur de StudyLib ? Nhésitez pas à envoyer vos suggestions. Cest très important pour nous !