7 U koos
8 Ik waarschuwde
9. Vertaal de volgende werkwoorden in de toekomende tijd (futur proche):
1 Hij ga kiezen
2 Jij gaat waarschuwen
3 Zij gaan eindigen
4 Wij gaan slagen
5 Ik ga gehoorzamen
6 U gaat reageren
7 Zij (vrl. mv.) gaan eindigen
8 Men gaat gehoorzamen
10. Vertaal de volgende werkwoorden in de présent, passé composé,
imparfait en futur proche :
1 Joris is geslaagd
2 Annette heeft gekozen
3 Zij waarschuwen
4 U gaat reageren
5 Hij gehoorzaamde
6 Jij eindigt
7 Wij hebben gewaarschuwd
8 Zij (vrl. mv.) gaan slagen
9 Ik koos
10 Zij (mnl. mv.) gehoorzamen
11. Vertaal de volgende Franse werkwoorden in het Nederlands:
1 Il finissait
2 Vous avez réagi
3 Elle avertirait
4 On choisit
5 J’ai réussi
6 Ils obéiront
7 Elles réagissaient
8 Tu réussiras
Regelmatige werkwoorden op –re
Gebruik deze regelmatige werkwoorden op –re in de onderstaande oefeningen:
wachten op = attendre, antwoorden = répondre,
verkopen = vendre, horen = entendre, naar beneden gaan = descendre
12. Vertaal de volgende werkwoorden in de tegenwoordige tijd (présent):
1 Hij hoort
2 Wij wachten op
3 Zij verkopen