Uit een enquête – een onderzoek blijkt
dat
De jongere(n) , de jeugd – de jongelui –
de tiener – de puber
De jongen(s) – de jongeman(nen)
Enkele – sommige – een paar – een
aantal jongeren
Het meisje – de jonge dame(s)
Minderjarig _ meerderjarig –
Volwassen – de volwassene(n)
De oudere – de senior
De huidige maatschappij - samenleving
De buurt / de wijk – de buurtbewoner -
de gemeente – de burgemeester
- de overheid – de regering – het land –
het volk – de bevolking – de burger
Vroeger – in het verleden –
Vorig / verleden jaar
Nu – tegenwoordig
Later – in de toekomst - binnenkort
Stijgen – toenemen
Is gestegen – is toegenomen
Dalen – afnemen – verminderen
Is gedaald –is afgenomen – is
verminderd
In vergelijking met – vergeleken met
- vergelijkbaar
Iets nodig hebben – behoefte hebben
aan
nodig zijn
Nuttig - een nuttige tip
nutteloos
Sterven – om het leven komen –
omkomen - overlijden
Iemand doden – vermoorden -De dode
– de gewonde
Het recht – de plicht - de wet
Iets gewoon / gewend zijn
De gewoonte
Gewoon – gewoonweg - gewoonlijk
Het geval – dat is het geval
De reden(en)- de meest voorkomende
redenen