Uit een enquête – een onderzoek blijkt dat Het kind – de kinderen De jongere(n) , de jeugd – de jongelui – de tiener – de puber De jongen(s) – de jongeman(nen) Enkele – sommige – een paar – een aantal jongeren Het meisje – de jonge dame(s) Minderjarig _ meerderjarig – Volwassen – de volwassene(n) De oudere – de senior De huidige maatschappij - samenleving De buurt / de wijk – de buurtbewoner de gemeente – de burgemeester - de overheid – de regering – het land – het volk – de bevolking – de burger Vroeger – in het verleden – Vorig / verleden jaar Nu – tegenwoordig Later – in de toekomst - binnenkort Stijgen – toenemen Is gestegen – is toegenomen Dalen – afnemen – verminderen Is gedaald –is afgenomen – is verminderd In vergelijking met – vergeleken met - vergelijkbaar Iets nodig hebben – behoefte hebben aan nodig zijn Nuttig - een nuttige tip nutteloos Sterven – om het leven komen – omkomen - overlijden Iemand doden – vermoorden -De dode – de gewonde Het recht – de plicht - de wet Iets gewoon / gewend zijn De gewoonte Gewoon – gewoonweg - gewoonlijk Enkel – alleen - slechts Het geval – dat is het geval De reden(en)- de meest voorkomende redenen De oorzaak – het gevolg Het voordeel – het nadeel Weten – kennen – kunnen – moeten – willen - mogen Het hangt ervan af Vreselijk – erg – heel – zeer - – zwaar Licht Het geluk – de kans – gelukkig Jammer / spijtig genoeg Rekening houden met – rekenen op (on)bewust meestal In het algemeen – gemiddeld Op z’n gemak - Gemakkelijk Moeilijk- ingewikkeld Het is de moeite waard Mogelijk – de mogelijkheid - onmogelijk Gevaarlijk – ongevaarlijk Veilig - onveilig Hoe + comp….hoe + comp. Steeds meer – steeds minder nauwelijks De oplosing Het verschil Iets missen – ik mis je ! Het bedrijf – de firma Er is sprake van Sowieso Hoe dan ook Zich zorgen maken over – zorgen voor het doel – de bedoeling – wat bedoel je daarmee ? De uitzondering De kennis – de ervaring trouwens De mening – naar mijn mening regelmatig De echtgenoot – de echtgenote Trouwen met – vertrouwen wantrouwen Zin hebben om Aandacht besteden aan Bijvoorbeeld Een goed – slecht voorbeeld waarschijnlijk Vervelend – saai Spannend - boeiend De toestand eigenlijk Overal – ergens - nergens Altijd – ooit - nooit Iemand – iedereen – niemang allemaal – alle – allen – alles heel – heel de/het – al de/het half – de helft meestal Zonder - met bovendien Brussels – Vlaams – Waals – Hollands – Nederlands – Marokkaans - Turks Het standpunt De mens - menselijk De inspanning – de ontspanning – zich in/ontspannen Het gaat om – het betreft – wat mij betreft Een probleem oplossen inderdaad Een conflict vermijden – ontwijken Ontsnappen aan Ruzie maken – vechten – het gevecht Om hulp vragen - helpen Omgaan met Verantwoordelijk zijn Onafhankelijk / afhankelijk zijn zijn Zelfstandig zijn Uitleggen – de uitleg Betekenen – de betekenis Vuil - proper Meteen Dat klopt (on)bekend - BV ontdekken Geld verdienen – uitgeven Rijk - arm zoals Slagen – gebuisd zijn – zakken voor Overdrijven - overdreven Het gebrek - ontbreken Een hekel hebben aan De tip – de hint – aanraden - afraden Het evenwicht Op de hoogte zijnkortom Verliefd zijn op – houden van – het lief Zwanger zijn – de geboorte Wennen aan